Hans en Grietje
Alternatieve vertelling
Hoe La Befana Hans en Grietje wist te redden
Er was eens een arme houthakker, arm aan voedsel en arm van geest. Hij was ongelukkig hertrouwd, niet met een vrouw, maar met een feeks. En hoewel hij op zijn manier ongetwijfeld van zijn kinderen hield, was zijn liefde niet groot genoeg om ze tegen hun boze stiefmoeder te beschermen. Alles wat de feeks wilde, gebeurde. Zelfs als het Hans en Grietje, zijn eigen bloed, zou schaden. Wil je geloven dat hij, in plaats van het brood uit zijn eigen mond te sparen, zijn kinderen diep in het bos achter gelaten heeft? Het was een kwaadaardig idee van stiefmoeder. Natuurlijk, de houthakker kreeg spijt. Achteraf. Zo slecht was hij nu ook weer niet. Hij huilde tijdens het hakken, botvierde zijn woedde op de bomen en schreeuwde in wanhoop naar de vogels. “Was ik maar rijker, hadden we maar meer te eten. ‘Hak.’ Had ik maar een sterker karakter. ‘Hak.’ Waarom heb ik mijn kinderen verloochend? ‘Hak.’ Ik doe haar wat aan, die heks, waarom heeft ze mij hiertoe aangezet? ‘Hak.’ En waarom heb ik in godsnaam geluisterd?”
Ter verdediging van de houthakker kan wel gezegd worden dat stiefmoe een echte heks was. Ze had hem betoverd met listige woorden. Maar zeg nou zelf, van een goede vader verwacht je toch standvastigheid?
“Je moet sterk zijn, wees een man. Met zijn vieren redden we het niet. Niemand in dit gezin. Zonder ons verhongeren ze ook. Het is of allemaal de hongerdood of wij overleven het met zijn tweeën. Wat heeft het voor zin om allemaal te sterven? Laat ze toch achter in het bos. Daar hebben ze misschien nog een kans, als god het wil. Ze kunnen er van de bessen leven, van noten en planten. En als ze stug doorlopen, tot diep in het bos, vinden ze iets wat hen redden kan. Het huis van peperkoek. Van marsepein, chocolade, wafels, pannenkoeken… van alles wat ze maar wensen. Er is genoeg te vinden en het groeit weer aan nadat ze er van gegeten hebben. Je kent het verhaal toch?”
“Maar ik heb dat huis zelf al nooit gevonden.”
“Omdat je niet ver genoeg bent gegaan en omdat de weg alleen voor kinderen te vinden is. Ze zullen er gelukkig zijn. Nooit meer pijnlijk lege magen…”
Hans die achter een deur geluisterd had, sloop met een snel kloppend hart terug naar bed en vertelde Grietje over het plan. “Ze willen ons weglokken van hier. Stiefmoe houdt vader voor dat er in het bos genoeg te eten is en heeft het over een huis van snoep.”
“Wat als we het niet vinden, wat als het behekst is?” Vroeg Grietje met een hoge stem van paniek. ”En dan zijn we behalve moeder ook vader kwijt,” vervolgde ze. “Ik wil daar niet heen.”
“Wees niet bang Grietje, ik zorg er wel voor dat we de weg terug kunnen vinden. Ik laat stiekem steentjes achter.”
Grietje was er niet gerust op. Ze bleef lang wakker liggen. Ze staarde naar de haard waar het houtskool nog gloeide. Naar de kleine kerststal die ervoor stond, de herders de schapen en het kindje in de kribbe. Het was nog gemaakt door haar moeder. Er was ook een kleine heks bij, maar het was er een met een vriendelijk gezicht. Moeder had gezegd dat het La Befana was, een kerstfee, gezegend door Jezus zelf op de dag van zijn geboorte. Een fee die kinderen hielp. Ze klom haar bed uit, ging voor de haard staan en bad tot de goede fee. Vreemd, de kooltjes begonnen feller te branden, een warme gloed kwam haar tegemoet, en het rook ineens naar mirre en andere feestelijke lekkernijen. Op het zelfde moment schrok stiefmoeder wakker, met een steek in het hart. Maar Grietje werd kalm van geest en viel met een tevreden lach in slaap. Ergens ver weg in een droom hoorde ze “heb vertrouwen, alles komt goed.”
Het was ochtend. De houthakker vertelde zijn kinderen over het plan. Hij sprak zangerig, alsof het om een mooie belofte ging, maar zijn stem was onvast. “Daar verder in het bos staat een huis van koek en snoep, daar zullen jullie nooit meer honger hebben…” Hans en Grietje volgden hem zwijgend het bos in. Om de zoveel stappen liet Hans een steentje vallen.
“Zo. Dan nemen we nu afscheid. Tot betere tijden aanbreken. Jullie zal het vast goed gaan. Vast…” hij draaide zich abrupt om en liep driftig weg, ondertussen zichzelf bezwerend dat hij en zijn vrouw hier goed aan hadden gedaan.
Hans en Grietje wachtten tot hij uit het zicht verdwenen was en volgden toen de steentjes terug. Maar de weg naar huis vonden zij niet. Stiefmoeder had de steentjes achter hun rug weggehaald en een ander spoor gelegd. Naar het peperkoekenhuis. Haar peperkoekenhuis…
‘Wat lopen we nu al lang” zei Grietje. De heenweg was toch korter?”
Hans stond plotseling stil. “Kijk daar. Het peperkoekenhuis.”
“Die stenen zijn behekst,” zei Grietje met een bleek gezicht. “Hans, kom terug…”
Hans hoorde het niet, of wilde het niet horen. Hij was al naar het huis gerend. Hij rukte de dakpannen die van wafels gemaakt waren van het laaghangende dak en begon te eten met tranen van geluk, want hij was ondervoed, had altijd honger.
Grietje wilde hem niet alleen laten. Ze sloop achter hem aan. De deur ging open. Hans merkte het niet eens, maar Grietje verstijfde van schrik. Het was stiefmoeder; ze zag er nog kwaadaardiger uit dan thuis. Met bloeddorstige ogen en een gevaarlijke grijns in haar koude gezicht. “Wie knabbelt daar ongevraagd aan mijn huisje?” Ze pakte Hans bij zijn arm en gooide hem in een kooi naast het huis. Hans was bedwelmd door het magisch snoepgoed, hij liet alles rustig gebeuren. Als hij maar te eten zou krijgen. En daar hoefde hij niet om verlegen te zitten, want de heks wilde hem vetmesten voor een eigen maal.
“Waar is die zus van je gebleven? Verdwaald in het bos zeker… nouja als ik jou dik maak heb ik voolopig wel genoeg.”
Grietje had zich achter een boom verstopt. Daarna was ze heel stilletjes weggeslopen. Het hart klopte in haar keel. Ze wist niet wat te doen. Alleen in het bos zou ze het niet redden en ze wilde haar broer ook niet in de steek laten. Ze voelde iets gloeien in haar zak. Het was het beeldje van La Befana dat ze mee had genomen. Ze pakte het eruit. Het werd steeds groter, levensgroot. Ze liet het vallen. Nu was het beeld al groter dan Grietje zelf. Het zweefde op een bezem en sprak.
“In de handen gevallen van die heks, maar het zal haar toch niet lukken, die lelijke feeks. Luister Grietje, dit is wat je straks moet doen. Dat monster zal Hans in een grote ketel boven het haardvuur klaar willen stoven voor een maal. Zover zal het echter niet komen. We lokken die feeks haar eigen ketel in. Daarin zal ik haar mee naar boven nemen, naar onze god die over haar oordelen mag. Weet je hoe dat gaat? Ze wassen er de zielen in het oneindig schone meer. Alle vuiligheid, al het kwaad wordt gereinigd. Alleen het goede blijft. Maar als er niets edels te vinden is, zal er ook niets herboren worden, resteert een eeuwig leegte. De wereld zal verlost van haar zijn. Het huis dat daarna verstenen zal, is voor jullie. De grond hier is vruchtbaar, ik zal je leren hoe je er voedsel kan verbouwen. Klop maar aan straks en bied de heks je diensten aan. Zeg dat je nergens anders heen kon gaan. Smokkel mij naar binnen, als ik weer kleiner ben, en zet me bij de haard. Ik klim de schoorsteen in, kan goed tegen rook en vuur. Zo kom ik altijd binnen om de goede kinderen met drie koningen hun kadootjes te geven. Je moet in de buurt blijven als ik haar naar de ketel lok, om het laatste zetje te geven. Durf je dat? Je moed zal beloond worden. Maar blijf van het snoepgoed af, want het is betoverd en zal je bedwelmen.”
La Befana werd alweer kleiner. Grietje volgde haar raad op. Ze werkte in het huis voor de heks en wachtte haar kansen af. Drie dagen lang wist ze al het suikergoed te negeren, leefde van wortels en planten. En Hans werd maar dikker en dikker. Op de derde dag stuurde de heks haar het bos in om hout te sprokkelen. De ketel moest op het vuur. De tijd voor Hans was gekomen.
Het vuur knetterde tegen de ketel aan, het water begon te stomen. Plots klonk er een stem bovenuit. “Lelijke oude heks, je schoorsteen zit verstopt. Zo kun je toch niet koken? Kom eens kijken als je durft?” De feeks werd woedend. Wat zat er in haar schoorsteen? Welk brutaal nest had zich daar verschanst? Ze rende stampvoetend naar voren, dacht niet aan de hitte, boog over de ketel heen en stak haar hoofd het donkere gat in. Grietje sprong achter haar aan. Met al haar kracht, haar hele gewicht duwde ze de heks de ketel in. Lichtflitsen verblinden haar tijdelijk en een verschrikkelijk gekrijs dat naar de hemel steeg deed haar naar de oren grijpen. Ze wankelde achteruit. Het geluid was weg. Ze opende voorzichtig haar ogen. De ketel was weg… De ketel was weg! Met heks en al.
Het huisje versteende, maar zag er door de kleuren van het snoepgoed nog steeds vrolijk uit. Grietje haalde Hans uit het gevangenhok. Hij was nog steeds in een trance door het vergif in zijn bloed. Een paar dagen later was hij weer de oude, maar hij kon zich niet meer herinneren wat er voorgevallen was. Misschien maar beter ook. Nogal schokkend om je te beseffen dat je als een gans vetgemest werd voor het wellustige genoegen van een lelijke heks, nietwaar? De verschijning van La Befana kwam nog eenmaal terug om de kinderen te leren hoe ze van het land konden leven. Het ging ze zo goed af, ze hoefden nooit meer honger te lijden, konden zelfs anderen voeden. Want later kwam er een weeshuis, waar Hans en Grietje met hart en ziel aan werkten. En elk jaar met drie koningen werd er groots feest gevierd. Dan eerden ze La Befana aan wie ze hun bestaan te danken hadden. La Befana op haar beurt strooide eens in het jaar, heimelijk in de nacht op de plaats waar vroeger de ketel stond, met snoepgoed dat het een lieve lust was. En de verloren zielen waren er gelukkiger dan ooit tevoren.
Voor bezoekersanalyse wordt gebruik gemaak van Google Analytics, dat hiervoor cookies plaatst. Google Analytics is zo privacy-vriendelijk mogelijk geconfigureerd